Kamp Kremboong
Kamp Kremboong, gelegen ten noorden van Hoogeveen, bood plaats aan ongeveer 240 joodse dwangarbeiders.
In januari 1942 vertrok een grote groep Amsterdamse joden vanuit het Centraal Station richting het noorden. Een onbekende dwangarbeider schreef in zijn dagboek: 'Het station van Hoogeveen lag verlaten in de sombere dag: regenvlagen stroomden tegen de ruiten, de wind huilde om de grauwe muren. Ruim honderd jongens gingen op zoek naar Kremboong. We liepen op een stille landweg. (…) Onze bagage werd zwaar. Enige gelukkigen vonden een boer bereid hun koffers per fiets naar het kamp te brengen. Wij liepen voort. Eindelijk ontmoetten we een paar boerenwagens die ons met onze bagage tegen betaling van twee kwartjes naar Kremboong brachten. Hotsend en rammelend reden wij voort, stijf tegen elkander gedrukt, nat en koud. (…) Wit tekende Kremboongs daken zich af tegen de grauwe hemel. In drie reeksen stonden de barakken, keuken en kokswoning erbij aangesloten. De kantine was een afzonderlijk houten gebouwtje. In het midden was een veld.'
Omdat de grond nog bevroren was konden de mannen de eerste twee weken niet werken. Om de verveling te doden werden brieven geschreven, een bandje, een toneelclub en een turnclub opgericht. Onder het mom van een hoognodige boodschap maakten sommigen een uitstapje naar Hoogeveen of de omgeving. Ondertussen konden de mannen wennen aan het op militaire leest geschoeide kampleven.
De onbekende dwangarbeider schreef: 'We waren ondergebracht in achtpersoons houten barakken bestaande uit twee vertrekken: een slaapzaaltje waarin zich acht muurvaste houten kribben bevonden, ieder uitgerust met een strozak en drie dekens en een woonkamer die een tafel, acht stoelen, even zoveel kasten, een soort pottenbank en een kacheltje bevatte. Het schoonhouden moest geschieden door de kamerwacht. (…) We leerden onze bedden 'model'opmaken, stram in de houding staan als iemand binnenkwam en het geschreeuw van de kok over ons laten glijden. Hij was een harde blaffer, maar geenszins een bijter, integendeel, hij heeft zich later leren kennen als een sympathiek, medelevend mens en dat het kampleven later, toen de omstandigheden moeilijk werden voor ons dragelijk is gebleven, danken wij mede aan de souplesse waarmee hij de strenge bepalingen van de overheid toepaste.'
Het werk was zwaar. Het bestond uit graafwerkzaamheden, het zogenaamde putten, nadat de bomen door zware machines waren geveld en de boomstronken en wortels waren verwijderd. Het ene gat werd met de aarde van een ander gat gevuld, om zo de grond geschikt te maken voor landbouwdoeleinden.
Toen de vermoeidheid van de eerste werkdagen was verdwenen, werd er in de avonduren kaart gespeeld, gelezen en gestudeerd. De kantine trok altijd veel volk.
De voedselsituatie was redelijk en werd zoveel mogelijk aangevuld door handel met de boeren uit de directe omgeving. Door de afkondiging van strengere maatregelen stokte deze aanvoer enigszins, maar toen controle uitbleef en de boeren hun angst verloren, tierde de handel weer levendig.
In de tweede week van juli 1942 liepen de barakken van Kremboong vol door de overplaatsing van dwangarbeiders uit andere kampen. De voedselsituatie verslechterde en door alarmerende berichten van razzia's in Amsterdam, werd de stemming gedrukt.
Waarschijnlijk is Kremboong kort daarna opgeheven. Het koren stond nog op het land toen de mannen lopend naar kamp Westerbork gingen. Koffers werden door boeren op begeleidende karren vervoerd.